2.1 Ontstaan en ontwikkeling
Na de St. Elisabethsvloed van 1421 werd het verdronken land rond Dordrecht in fasen teruggewonnen. Het buitengebied werd bedijkt en opnieuw in gebruik genomen. De structuur van het gebied werd sterk bepaald door de Noordendijk in het noordoosten, de dwars daarop gerichte Groenedijk, en meer naar het zuidwesten de Blekersdijk. Geheel in het westen was ook de huidige Hoge Bakstraat onderdeel van het dijkenstelsel. Deze dijk was al in het midden van de 16e eeuw lineair bebouwd.
Langs het water van de 1e Singel - de met sluizen afgesloten stadsbuitengracht of Spuihaven - ontwikkelde zich in de 18e eeuw een smalle strook met nijverheid, waaronder veel scheeps- en timmerwerven (terugkomend in de straatnamen Hellingen en Kromhout). Daarbuiten werd het gebied doorsneden door een rationeel lanenpatroon, dat nog vrijwel in zijn geheel in het huidige wegenpatroon is terug te vinden. Hierin vormde de 2e Singel (de huidige ‘Singel’) de centrale as van de gehele schil. Deze as werd gekruist door radialen, die gericht waren op de vijf stadspoorten van Dordrecht. Van west naar oost waren dat de Hoge Bakstraat (Hooge Sluyspoort), Spuyweg (Spuypoort), Blekersdijk en Vriezeweg (Vriezepoort), St. Jorisweg (St. Jorispoort) en de Noordendijk (Kleyne Sluyspoort). Hierbij markeert de Blekersdijk de knik tussen het westelijk en oostelijk deel van de schil.
Tussen de radialen lagen weer dwarsverbindingen die ook deels in het huidige wegenpatroon zijn terug te vinden, zoals het Geldeloze Pad, het Kasperspad en Matena’s Pad. Vanaf het snijpunt van Groenedijk en Vrieseweg strekte de huidige Toulonselaan zich al uit naar het zuidwesten.
Buiten de strook nijverheid langs de 1e Singel, bestond vrijwel het hele gebied uit tuinderijen, kwekerijen, bleekvelden en wat weidegrond. Het gebied was nauwelijks bebouwd, wel kwamen er meerdere industriemolens voor. Het gebied was doorsneden door gegraven waterlopen, die onder meer gebruikt werden voor transport en voor irrigatie van de tuinderijen en kwekerijen. Ook resten van oude getijdenkreken zijn op oude kaarten zichtbaar. Economisch was het gebied geheel op de stad en omliggende havens betrokken. Diverse straatnamen (Blekersdijk, Warmoezenierspad) herinneren aan de oude functies van het gebied.
In de eerste helft van de 19e eeuw werd de schil rond Dordrecht in toenemende mate in gebruik genomen als woongebied. Nabij de tuinderijen werden kleine woningen gebouwd voor de eigenaren en langs de paden (Geldeloze Pad, Kasperspad, Matena’s Pad) verrezen eenvoudige woningen voor arbeiders. In de buurt van de havens en aan het Kromhout breidde het aantal nijverheidsbedrijven zich uit, wat het ontstaan van arbeidersbuurten in de hand werkte.
Omdat de binnenstad was volgebouwd, verschenen er diverse gebouwen met speciale functies in het gebied, onder andere voor het Ministerie van Oorlog.
In het westelijk deel van de schil bouwde de overheid een munitiemagazijn, een militaire werf en viel een deel van de bleekvelden ten offer aan een groot exercitieveld.
Al in de 18e eeuw werden steeds meer tuinen en bleekvelden opgekocht door vermogende stadsbewoners. In het gebied verrezen enkele grote buitenplaatsen, zoals Rozen Hof, Bellevue, Merwestein, Noordhove en Zorgwijk, voor-zien van lusttuinen in de toen in zwang zijnde Engelse landschapsstijl. Hoewel deze vroeg 19e-eeuwse uitbreidingen in de tweede helft van de 19e eeuw grotendeels weer zouden verdwijnen, hebben ze toch invloed gehad op de ontwikkeling van ‘de schil’.
Na de geleidelijke ontmanteling van de oude stadswallen en -poorten namen de bouwactiviteiten in de schil toe. Vermogende bewoners trokken uit de benauwde binnenstad naar ruime villa’s en gerieflijke herenhuizen in het buitengebied. Ook vele nieuwe Dordtenaren vestigden zich in het nieuwe woongebied. Particuliere ondernemers speelden in op deze ontwikkelingen met de bouw van blokken herenhuizen. De villa’s en herenhuizen verrezen vooral langs de hoofdverbindingen van het 18e-eeuwse lanenstelsel, dat tot op de dag van vandaag het wegenpatroon bepaalt. De eerste villa’s verrezen langs de (2e) Singel, die de centrale as van de schil vormde. Deze liep van de Kalkhaven in het westen tot aan de Noordendijk en het daarachter gelegen haven- en industriegebied in het oosten. Aan de Noordendijk eindigde de Singel ter hoogte van de stellingmolen ‘Kyck over den Dyck’ (1713), een van de vele industriemolens die Dordrecht ooit rijk was.
Het oostelijke deel van de schil werd het eerst ingevuld. Het gebied ten westen van de Blekersdijk was omstreeks 1875 nog vrijwel onbebouwd. De komst van de spoorlijn en de bouw van een groot station (1872) gaf een sterke impuls aan de bouwactiviteiten aan deze zijde van de schil.
Het was logischer geweest als het station ter hoogte van de Spuiweg was gebouwd, maar omdat het station niet te dicht bij de spoorbrug kon liggen - de stoomlocomotieven hadden een aanloopje nodig - kwam het op de huidige plaats, waar geen directe toegangsweg tot de stad was. Al in 1874 echter was tussen het station en de binnenstad een nieuwe ‘radiaal’ gerealiseerd: de Eerste en Tweede Toegangsweg (later Stationsweg en Johan de Wittstraat), met een nieuwe brug over de Spuihaven. Ter plaatse van de Johan de Wittstraat lag toen de buitenplaats Villa Maria, waardoor er een vreemde knik lag tussen de Eerste en Tweede Toegangsweg. Rond 1900 kwamen op het terrein van Villa Maria enkele woonstraten met herenhuizen tot stand met onder meer gesloten blokken woningen met middenstandwoningen (omgeving Wilhelminastraat, Bleijenburgstraat).
Parallel aan de spoorlijn werd een nieuwe oost-westas aangelegd, de huidige Burgemeester De Raadtsingel, waar al snel herenhuizen, villa’s en een hotel verrezen.
In de loop van de 19e eeuw kochten particuliere investeerders bijna alle tuinderijen op en ontwikkelden zij deze terreinen voor woningbouw. Het grondpatroon van het 18e-eeuwse lanenstelsel bleef hierbij intact. Langs dit hoofdlanenstelsel verrezen naast villa’s steeds meer gesloten bouwblokken met herenhuizen voor de gegoede burgerij.
De opkomst van Dordrecht als industriestad met havengebonden activiteiten leidde - zeker na de komst van de spoorlijn - eveneens tot een grote toestroom van arbeiders. De gebieden langs de oude dwarslanen (Geldelozepad, Matena’s Pad, Karperspad) en de binnenterreinen achter de inmiddels gerealiseerde bebouwing veranderden in korte tijd in een wirwar van straatjes en doodlopende hofjes met kleine arbeiderswoningen. Sommige hofjes werden op idealistische, andere op meer speculatieve grondslag gerealiseerd. De bouw was meestal van lage kwaliteit en de dichtheden waren altijd hoog. Ondanks de sanering van afgelopen jaren zijn nog enkele fraaie voorbeelden van deze arbeiderswoningbouw in dit gebied te vinden, zoals de neoclassicistische Clara Mariahof (1885), de Hallinqhof (1902) en de Hof De Vereniging (1863). De laatste hof is gebouwd door de ‘Vereeniging tot Verbetering der Huisvesting van de Arbeidende Klasse’ en is een zeer vroege voorloper van de latere sociale woningbouw. De huizen bestaan uit twee woonlagen, die destijds apart werden bewoond en die oorspronkelijk van verschillende zijden toegankelijk waren. De langgerekte vorm van het complex verraadt dat de woningen zijn gebouwd op het terrein van een touwbaan.
Na het verdwijnen van de tuinderijen en kwekerijen en de introductie van riolering en waterleiding waren tegen het einde van de 19e eeuw vrijwel alle waterlopen in het gebied gedempt en de straten verhard. Een van de laatste waterlopen die werd gedempt was het water langs de Blekersdijk (1899), dat liep op de plaats van de huidige middenberm.
De bestaande verbindingswegen tussen het nieuwe woongebied en de oude stad ontwikkelden zich na 1900 als winkelstraten. Deze functie is de laatste decennia sterk achteruitgegaan, maar is in de Spuiweg, en in mindere mate de Blekersdijk, de Vrieseweg en de St. Jorisweg nog wel herkenbaar. Naast de woningen verschenen in het gebied voorzieningen, zoals scholen en kerkgebouwen. Op het voormalige exercitieterrein werd onder meer het Beverwijckplein ingericht, met een aantal woonblokken en aansluitend een groot stadsziekenhuis (1877) en een gymnasium (1880).
De scholen en kerkgebouwen verschenen meestal geruime tijd later dan de wooneenheden. Veel scholen vinden we terug op binnenterreinen. De kerkgebouwen daarentegen vormen vaak belangrijke stedenbouwkundige ankerpunten, zoals de tweetorige Wilhelminakerk aan de Blekersdijk (1898) en de Christelijk Gereformeerde Kerk op de hoek van de Singel en de Dubbeldamseweg (1919) met een markante hoektoren op de kruising van twee zichtassen.
Rond 1910 waren vrijwel overal gesloten straatwanden ontstaan en waren ook de binnenterreinen voor een groot deel gevuld. De industriële ontwikkeling deed zich sterk in de schil gelden. Zo verrees aan de Noordendijk in 1882 een grote watertoren en in 1910 de gemeentelijke elektriciteitscentrale, die later nog enkele malen zou worden uitgebreid.
Rond 1930 was de ‘schil’ volgebouwd. Aan de bouwwoede waren ook de buitenplaatsen opgeofferd. De meeste parken werden herverkaveld en bestemd voor woningbouw. Alleen de villa van Rozenhof, een vijverpartij van Noordhove en het park van Merwestein bleven behouden.
De laatste decennia hebben verschillende saneringsoperaties plaatsgevonden in ‘de schil’. De meeste ingrepen vonden plaats in het westelijke deel van de schil, waar de sanering al in de jaren zestig van de vorige eeuw een aanvang nam. In het oostelijke gebied hebben die grotendeels in de jaren negentig plaatsgevonden.
De ontwikkelingen in de westelijke schil zijn niet los te zien van de nabijheid van de oude binnenstad van Dordrecht. In de jaren zestig werd begonnen met de sanering van het gebied tussen de Spuihaven en Hellingen en de realisering van de Spuiboulevard met kantoorcomplexen. De oorspronkelijke laanstructuur (met name de Hellingen) is hier verdwenen.
In het stationsgebied en langs de as Stationsstraat - Johan de Wittstraat vonden eveneens grootschalige kantoorontwikkelingen plaats. De ‘knik’ in de verbinding tussen stad en station is met het rechttrekken van de Johan de Wittstraat verdwenen, maar is nog wel zichtbaar in de groenstructuur.
Omdat de historische binnenstad moest worden ontzien, maar tegelijk de vitaliteit ervan moest worden gestimuleerd, kreeg de westelijke schil de taak een bijdrage te leveren aan de versterking van de regionale functie van het stadscentrum. Dit betekende onder meer een extra inspanning op het gebied van verkeers- en parkeervoorzieningen en realisering van kantooroppervlak.
Rond het gereconstrueerde Beverwijckplein is veel gesloopt, waaronder het oude stadsziekenhuis, het gymnasium en enkele blokjes arbeidershuizen (Eben Haezerhof). Hiervoor zijn grootschalige kantoor- en nieuwe appartementencomplexen in de plaats gekomen.
In het havengebied, omgeving Wilgenbos/Draai, werden de daar aanwezige industriecomplexen, waaronder koekfabriek Victoria, gesaneerd en eveneens vervangen door nieuwe kantoor- en woningbouwcomplexen.
Rond 1990 vonden verkeersingrepen plaats in aansluiting op de nieuwe verkeersbrug over de Merwede, waarvoor enkele zuidelijke bouwblokken (o.a. aan de Havenstraat) moesten worden gesloopt en waardoor de oude Parallelweg en de Burgemeester de Raadtsingel veranderden in een drukke verkeersader. Diverse hofjeswoningen in het gebied rond het Geldeloze Pad zijn vervangen door nieuwbouw.
In de oostvleugel van de schil is het karakter van eind 19e-eeuws woongebied het best bewaard gebleven. In de jaren negentig zijn hier enkele ‘binnenterreinen’, met name die tussen Kromhout en Singel, en tussen Singel, Noordendijk en Groenedijk, geherstructureerd. De 19e-eeuwse arbeiderswoningen en bedrijfsgebouwen zijn grotendeels vervangen door hedendaagse volkswoningbouw, waarbij het warrige verloop van straten en hofjes voor een deel bewaard is gebleven.
2.2 Bestaande ruimtelijke structuur
Algemeen
De 19e-eeuwse Schil Dordrecht is op de kaart duidelijk te herkennen als één concentrische zone rond de historische binnenstad van Dordrecht. De naoorlogse bouwvolumes langs de Spuiboulevard hebben het contrast tussen de binnenstad en de westelijke schil vergroot. In de oostelijke schil is de overgang natuurlijker, omdat de bebouwing aan het Kromhout nog vrijwel onveranderd is gebleven. In het zuiden vormen de spoorlijn en het stationsemplacement een duidelijke grens. In het oosten worden Toulonselaan en Oranjelaan als grens van de schil gehanteerd. Over het algemeen kent het oostelijk deel van de Schil een meer landschappelijk karakter dan het westelijk deel, onder meer door de aanwezigheid van Park Merwestein. Het westelijk deel daarentegen is stedelijk van karakter en heeft meer functionele betekenis voor de binnenstad. De Singel is de stedenbouwkundige ‘ruggengraat’ die zorgt voor de interne ruimtelijke samenhang van het stadsdeel.
De stedenbouwkundige structuur wordt bepaald door het stelsel van radiale assen, gericht op de vroegere stadspoorten, en drie concentrische ‘ringen’. De hoofdassen zijn deels bebouwd met villa’s en deels met 19e- en begin 20e-eeuwse geschakelde herenhuizen. Ze vormen lange zichtassen, die soms visueel worden beëindigd door markante gebouwen. Daartussen liggen de ‘binnenterreinen’, die vaak zijn gevuld met arbeiderswoningen (vaak in hofbebouwing) en bedrijvigheid. Binnen de stedenbouwkundige hoofdstructuur van radialen en ringen hebben een aantal solitaire gebouwen een bijzondere positie, waardoor zij een bijdrage leveren aan de orientatie. Het betreft: de molen Kyck over den Dyck aan de Noordendijk, de kerk op de hoek Singel/Blekersdijk, Williams Place aan de Singel/Stationsweg en theater Kunstmin aan de Singel.
Het westelijk deel van de Schil kent een grootschalige bebouwingsrand, die gevormd wordt door de naoorlogse (kantoor)bebouwing langs Stationsweg, Johan de Wittstraat, Spuiboulevard, Wilgenbos en Burgemeester de Raadtsingel. Op deze boulevards rijdt het doorgaande verkeer. Achter deze randbebouwing hebben enkele deelgebieden hun historische karakter goed weten te bewaren, met name de Singel en het villapark Rozenhof. Ook het gereconstrueerde Beverwijckplein sluit hier nog goed op aan. Van de oorspronkelijke complexen arbeiderswoningen is alleen de Generaal van der Heijdenstraat en een aansluitend rijtje aan het Geldelozepad bewaard gebleven. Aan de Spuiweg is het historische karakter van winkelstraat nog steeds af te zien, maar de smalle weg heeft te lijden onder het verkeer.
De oorspronkelijke bedrijven en kleine complexen verouderde arbeiderswoningen op de binnenterreinen hebben veelal plaatsgemaakt voor moderne volkswoningbouw, waarbij de warrige structuur van straatjes en hofjes in veel gevallen bewaard is gebleven. Met name is dat het geval in de oostelijke schil. De belangrijkste zijn de Clara Mariahof en de Vriesepoorthof, toegankelijk via een poort in de Vriesestraat, de Wilhelminastichting aan het Kasperspad, de Hallincqhof en de Vereniging nabij de Groenedijk (beide op de Rijksmonumentenlijst). De Willem van Oranjehof, bij de Noordendijk, is gedeeltelijk bewaard gebleven. De St. Jorishof, bereikbaar via een poort in de St. Jorisweg, is recentelijk getransformeerd in een plantsoen.
De confrontatie tussen de autonome, grootschalige panden uit het saneringsplan en het 19e-eeuwse stadsweefsel leidt in Schil-West vaak tot een stadsbeeld, waarbij ruimtelijke samenhang ontbreekt. Dit is onder andere het geval langs het Geldelozepad en de Hellingen/Papeterspad. Door de aanwezigheid van monofunctionele kantoorgebouwen, blinde kopgevels en achterkanten van percelen is er met name in de avonduren een gebrek aan sociale controle. Dit geeft gevoelens van onveiligheid. Het gevoel van onveiligheid ontstaat ook in de openbare ruimte rondom het Stadswiel en de Willem Dreeshof. Dit heeft te maken met de autonome plaatsing van de gebouwen en de overheersende kantoorfunctie in dit gebied.
De ruimtelijke en functionele identiteit van de Schil, zoals we die nu kennen, is het resultaat van zo’n drie eeuwen stadsontwikkeling. Het uniforme stedelijke bouwblok, dat in laat 19e-eeuwse stadsuitbreidingen van veel andere steden bepalend is geweest voor het samenhangende stadsbeeld, is in de 19e-eeuwse schil van Dordrecht minder vaak te herkennen. Dit heeft te maken met het feit, dat de invulling van de bouwvelden in de Schil vaak geleidelijk heeft plaatsgevonden in verschillende bouwperiodes. Daarnaast heeft het saneringsplan en de stadsvernieuwing zijn sporen in de schil achtergelaten. Het resultaat: de schil wordt gekenmerkt door een grote variatie in functies, schaal en architectuur. De typologie van het gesloten bouwblok zorgt daarbij voor de stedenbouwkundige samenhang.
In het plangebied bevinden zich diverse karakteristieke gebieden en structuren:
Wilgenbos, Achterhakkers
Dit is een belangrijke toegangsroute voor autoverkeer tot de binnenstad. Komend vanuit het zuiden is er na het spoorviaduct aan de westzijde een kantoren- en wooncomplex. Aan de oostzijde bevindt zich Maasplaza. Beide objecten vormen de entree tot de stad.
Aan de Achterhakkers is een de oostzijde sprake van gesloten bebouwing en aan de overzijde van de weg ligt de Kalkhaven.
Spuiboulevard
De bebouwingsrand langs de Spuiboulevard wordt gevormd door een reeks grootschalige kantoorpanden. Doordat de gebouwen in grootte, positionering en uitstraling vaak van elkaar afwijken, is er weinig sprake van een samenhangend beeld. Er is getracht samenhang tussen een aantal objecten te bereiken door de éénlaagse plint uit te voeren als arcade.
In aansluiting op de Achterhakkers wordt het autoverkeer via de Spuiboulevard richting de parkeergarages geleid. Deze brede boulevard langs grootschalige bebouwing kent een éénduidige profielindeling met rijbanen aan weerszijden van een groene middenberm met bomen. Ter hoogte van het Stadskantoor ontbreken de bomen in de middenberm, zodat deze ruimte zonder obstakels gebruikt kan worden voor evenementen.
Spuihaven
De Spuihaven, de haven rondom de historische binnenstad, heeft vanaf de zeventiende eeuw vooral een industrieel karakter gehad door de aanwezigheid van scheepshellingen,
houtwerven en fabriekscomplexen. Halverwege de twintigste eeuw veranderde het karakter van de haven. De Spuiboulevard, de geplande ringweg voor het
autoverkeer rondom de binnenstad, werd aangelegd, waardoor veel bebouwing werd gesloopt en een deel van de Spuihaven werd gedempt. Doordat slechts een gedeelte van de Spuiboulevard werd aangelegd, is er een verschil in karakter ontstaan tussen het westelijk en het oostelijk gedeelte van de Spuihaven. Het westelijk gedeelte tussen Achterhakkers en Johan de Wittstraat heeft tegenwoordig het karakter van een singel temidden van fiets- en wandelpaden, autowegen en naoorlogse bebouwing. Het oostelijk gedeelte tussen Vrieseweg en Noordendijk heeft nog steeds het oorspronkelijke, informele karakter, doordat hier prive-tuinen van woningen, industriele complexen en beplanting direct grenzen aan het water.
Hoge Bakstraat en Sluisweg
De Hoge Bakstraat en Sluisweg maken onderdeel uit van de hoofdwaterkering op het eiland van Dordrecht. De zichtlijn op de Grote Kerk is kenmerkend. De kleinschalige (woon)bebouwing is aan de dijk of onder aan de dijk geplaatst. De woningen, die op het dijkniveau zijn geplaatst hebben aan de achterzijde een uitgang naar een lager gelegen tuin. De woningen onderaan de dijk worden ontsloten door een parallelstraatje.
Omgeving Rozenhof
De Rozenhof vormt een gaaf stedenbouwkundig en architectonisch ensemble. Het is nog altijd een woonbuurt voor de betere middenklasse. Naast het in rijke neorenaissancestijl uitgevoerde landhuis met plantsoen wordt de buurt overwegend gekenmerkt door aaneengesloten twee- en drielaagse middenstandswoningen in eclectische stijl, met kenmerken van neorenaissance en Jugendstil. De grotendeels nauwsluitende, hoefijzervormige gevelwand rond het iets schuin daarin gelegen landhuis met plantsoen draagt in belangrijke mate bij aan het besloten karakter van de buurt.
Spuiweg
De Spuiweg is één van de historische toegangswegen, die vanuit de zuidelijke stadsdelen direct toegang geeft tot de binnenstad. Aan weerszijden van de straat is oorspronkelijke bebouwing aanwezig. Kenmerkend voor de Spuiweg is het stedelijk karakter: aaneengesloten bebouwing in twee lagen met kap, verticale geleding, noklijn haaks op de straat, gebouwd in de rooilijn. Het wonen boven winkels is lang bepalend geweest voor het karakter van de straat. Inmiddels kent de straat veel leegstand.
De Spuiweg is een belangrijke route voor fietsers van en naar de binnenstad. In 2009 is het noordelijk deel tussen Spuiboulevard en Singel heringericht, waarbij aan de westzijde van de rijweg een tweerichtings-fietspad is aangelegd. Het zuidelijk deel is in 2011 aangelegd, waarbij in de as van de Krispijnse tunnel een rotonde werd aangelegd.
Beverwijcksplein
Het Beverwijcksplein is één van de meest waardevolle openbare ruimten in de Schil. Aan drie zijden van het plein is oorspronkelijke (woon)bebouwing uit eind 19e eeuw/begin 20e eeuw aanwezig. De westzijde van het plein wordt gevormd door een grootschaliger wooncomplex voor ouderen. Hier heeft vroeger het oude ziekenhuis gestaan. Het plein kent een klassieke Franse inrichting met als middelpunt de fraaie fontein (rijksmonument). Rondom de fontein staan grote platanen en blokhagen in een geometrische vorm.
Burgemeester de Raadtsingel
De bebouwingsrand langs de Burgemeester de Raadtsingel wordt gevormd door een uitéénlopende reeks van gebouwtypologieën: van kleinschalige villa’s en rijenwoningen tot kleine en grote kantoorgebouwen. Een samenhangend beeld en duidelijke identiteit ontbreken.
De route via de Burgemeester de Raadtsingel, Havenstraat en Korte Parallelweg is de zuidelijke oost-west structuur en zorgt voor de afwikkeling van het autoverkeer langs het spoor. De Burgemeester de Raadtsingel is in het kader van de herinrichting van het stationsplein opnieuw ingericht, waarbij de afwikkeling van de verkeersstromen van en naar het station en het handhaven van de bestaande bomen centraal hebben gestaan.
Stationsweg, Johan de Wittstraat
De radiaal tussen het Centraal Station en de binnenstad, via de Stationsweg en de Johan de Wittstraat, is ontstaan nadat in 1872 het station werd aangelegd. Op basis van het Saneringsplan is langs de oostzijde van de straat een bebouwingswand ontstaan die bestaat uit grootschalige naoorlogse woon- en kantoorpanden. De westelijke bebouwingswand is kleinschaliger en bestaat grotendeels uit 19e eeuwse woonbebouwing.
De Stationsweg en de Johan de Wittstraat vormen belangrijk onderdelen van de route voor auto’s, fietsers en voetgangers van het Centraal Station naar de binnenstad. In aansluiting op de Burgemeester de Raadtsingel en de Spuiboulevard is tussen de rijbanen een groene middenberm aanwezig. De openbare ruimte aan de westzijde van de rijbaan heeft op dit moment vooral betekenis als parkeerterrein en draagt niet bij aan een aantrekkelijke wandelroute richting binnenstad.
Singel
De Singel vormt de ruggengraat van de 19e eeuwse Schil en wordt gekruist door diverse toegangswegen naar de binnenstad. De Singel loopt van de Noordendijk in het oosten tot aan het groene plantsoen aan de Hoogt in het westen en kent verschillende straatnamen. Van oost naar west: Godfried Schalkensingel, Samuel van Hoogstratensingel, Ferdinand Bolsingel, Nicolaas Maessingel, Albert Cuypsingel en de Van Strijsingel. De te onderscheiden delen verschillen enigszins van karakter doordat de Singel verschillende breedtes kent en de bebouwing varieert. De inrichting van de openbare ruimte oogt rommelig door de verkeerskundige maatregelen die her en der zijn genomen. Het oostelijk deel van de Singel kent over het algemeen een groener karakter dan het westelijk deel. De aanwezigheid van park Merwestein is voelbaar. Bij de kruising van de Singel met de Sint Jorisweg neemt theater Kunstmin een prominente positie in binnen de stedelijke structuur. De bijbehorende voortuin met de grote kastanjebomen draagt bij aan de groene uitstraling van de Singel. Langs de gehele Singel is sprake van functiemenging, de nadruk ligt echter op het wonen.
Blekersdijk/Dubbeldamseweg
De Blekersdijk/Dubbeldamseweg is één van de oudste verbindingsroutes van de stad met het achterland. In het midden bevond zich tot het einde van de 19e eeuw de resten van de veenstroom de Thure. Het dijkkarakter van de Blekersdijk is niet meer herkenbaar. De Blekersdijk heeft een breed profiel met een groene middenberm met platanen ter plaatse van het vroegere water.
De bebouwing bestaat in hoofdzaak uit aaneengesloten (woon)bebouwing uit het einde van de 19e eeuw. Bijzondere elementen langs de route zijn de Wilhelminakerk, de Christelijke Gereformeerde kerk op de hoek met de Singel en het verenigingsgebouw van de Apostolische gemeente aan de Dubbeldamseweg.
Vrieseweg, Vrieseplein
De Vrieseweg is een historische verbinding van de binnenstad met het achterland: in het verlengde ligt de Reeweg. Tussen Oranjelaan en Singel heeft de Vrieseweg een groen karakter met een open verkaveling. De invloed van het park is prominent. De bebouwing is vrijstaand of twee onder één kap. Uniek zijn de nog aanwezige restanten van oude waterlopen. De functie is voornamelijk wonen, maar er staat ook een schoolgebouw.
Tussen Singel en Vrieseplein heeft de Vrieseweg een meer stedelijk karakter, met aaneengesloten, wat hogere bebouwing, op smallere percelen, direct aan de straat gelegen. Er is hier sprake van functiemenging, wat het stedelijke karakter onderstreept.
De ruimte aan het Vrieseplein vormt de inleiding voor de brug naar de binnenstad. De wanden bestaan uit aaneengesloten monumentale bebouwing. Dominant in de pleininrichting zijn het hoogteverschil naar de brug en een aantal monumentale bomen. Ook de brug zelf is bijzonder vanwege de architectuur en vanwege de aanwezigheid van twee kiosken op de brug.
Sint Jorisweg, Sint Jorisbrug
De Sint Jorisweg is één van de historische toegangswegen tot de binnenstad met in het verlengde de Sint Jorisbrug en het Steegoversloot. Kenmerkend voor de Sint Jorisweg is het (binnen)stedelijk karakter: aaneengesloten bebouwing in twee lagen met kap, noklijn haaks op de straat, gebouwd in de (verspringende) rooilijn. Voornamelijk negentiende en begin twintigste eeuwse architectuur in neo-stijlen. De menging van functies is hier zeer bepalend voor het levendige karakter van de straat. Op de begane grond bevinden zich veelal winkels. Bij de Sint Jorisbrug ligt de bebouwing terug, in de rooilijn staan leilindes. De voormalige gemeentewerkplaats neemt een prominente plaats in.
Kromhout, Cornelis de Wittstraat
Het Kromhout, vroeger Eerste Singel genaamd, loopt van de Noordendijk tot de Vrieseweg en gaat na het Vrieseplein over in de Cornelis de Wittstraat. Samen vormen zij evenals de Singel één van de oude dwarsverbindingen door de stad. Aan de waterzijde van het Kromhout vestigde zich van oudsher veel bedrijvigheid, vooral houtbedrijven, die gebruik maakte van de aanwezigheid van het water.
De bebouwing aan het Kromhout bestaat voornamelijk uit aaneengesloten, kleinschalige woonbebouwing. Een storende uitzondering is de bebouwing van Kromhout 110 en 120, waar respectievelijk het Leger des Heils en kantoren zijn gevestigd. Deze bebouwing detoneert qua omvang, geleding en architectonische vormgeving volledig.
Aan het Kromhout, voorbij de Sint Jorisweg, was vroeger de Dordtse Melk Inrichting gevestigd. Een karakteristieke gemetselde schoorsteen met de letters DMI erin verwerkt verwijst hier nog naar. Op deze plaats is nu een autowerkplaats c.q. verhuurbedrijf gevestigd. In de loop der tijd kreeg het Kromhout steeds meer een woonkarakter.
Aan de Cornelis de Wittstraat staan nog twee zeer karakteristieke panden: op de hoek met de Blekersdijk een vrijstaande villa en ernaast een pand in Amsterdamse Schoolstijl.
Noordendijk
De Noordendijk loopt van de Noordersluis tot de Zuidendijk. Het deel dat zich in het bestemmingsplan bevindt is typisch stedelijk van karakter door de aaneengesloten bebouwing op de dijk.
De dijk vormt een scheiding tussen het Lijnbaangebied en het Matena's Padgebied, hij heeft een uniek karakter en zowel een waterkerende als verkeersfunctie. Zoals het water onverbrekelijk met Dordrecht en haar ontstaansgeschiedenis is verbonden, zo zijn de dijken dat ook. Deze laten de geschiedenis van inpoldering en op het water (terug)gewonnen land zien en bieden nog steeds bescherming tegen het wassende water voor de stad en haar inwoners. De Noordendijk eindigt bij de Noordersluis. Vlak voor de sluis staat bebouwing dichter bij elkaar en vormt zo een soort poort naar de binnenstad.
Aan de noordzijde staat de bebouwing op de dijk, aan de zuidzijde staat een deel van de bebouwing nog benedendijks. De nieuwe bebouwing is wel tegen de dijk gebouwd en vormt een geïntegreerd deel van de waterkering.
Toulonselaan
De noordzijde van het Toulonselaan is opgebouwd uit bouwblokken van ongeveer vergelijkbare afmetingen. Door geleding en detaillering treedt een klassieke verfijning op die de blokken een aangename verschijningsvorm geeft. Het enige nieuwe blok dat er tussen is gebouwd heeft weliswaar ongeveer dezelfde maat, maar wijkt op punten als geleding, detaillering en materiaalgebruik zodanig af dat sprake is van inbreuk op het stedenbouwkundig karakter. De bouwblokken hebben overwegend een woonfunctie, alleen in het nieuwe blok bevinden zich op de begane grond bedrijven.
Één blok heeft de achterzijde met achtertuinen op het Toulonselaan gericht.
Oranjelaan, Oranjepark
De Oranjelaan is een echte laan met een ruime middenberm met bomen. Ter weerszijden vindt verkeer in tegengestelde richting plaats.
De bebouwing aan de noordzijde van de Oranjelaan bestaat vanaf de Noordendijk tot de Vrieseweg uit aaneengesloten bebouwing met boven- en benedenwoningen en vervolgens uit twee onder één kappers en vrijstaande woningen. De bebouwing is voorzien van voortuinen. De laatste woning, op de hoek met de Groenedijk, is echt als hoekwoning vormgegeven, in een landschappelijke stijl.
Het Oranjepark, vroeger gebruikt voor evenementen, is een bijzondere ruimte in de structuur van het gebied. De multifunctionaliteit en de verschillende oriëntatie van de aanliggende bebouwing bepalen in hoge mate de sfeer. De woonblokken aan de zuidzijde hebben hun hoofdoriëntatie op het Toulonselaan en hebben hun achterzijde aan het Oranjepark. Waar het Oranjepark zich versmalt richting Dubbeldamseweg wijzigt de oriëntatie. De bebouwing aan de noordzijde is volledig op het Oranjepark georiënteerd: het schoolgebouw, de twee onder één kappers en villa Berckensteyn.
De openbare ruimte is weinig fraai en enigszins onsamenhangend ingericht met centraal een ruime doorgaande weg, een secundaire weg achter de bebouwing Toulonselaan, verschillende plantsoenen, een speelplek en parkeerplaatsen. De aanwezigheid van imposante monumentale bomen, met name plantanen, maakt echter wel wat goed. Het Oranjepark vraagt door zijn ligging in het verlengde van Park Merwestein en de omliggende monumentale bebouwing om structurele verbetering, zowel wat inrichting als wat materiaalgebruik betreft.
Groenedijk
De Groenedijk is onderdeel van de oudste dijkstructuur. Door inklinking en ophoging van de omgeving is het dijklichaam op veel plaatsen nauwelijks nog als zodanig te herkennen. Richting Noordendijk, met name waar de bebouwing zich expliciet benedendijks bevindt, krijgt de dijk echter weer wat contour. Bij herinrichting is het zaak deze historische structuur door het respecteren en eventueel accentueren van de hoogteverschillen, ervaarbaar te houden.
Park Merwestein
Het park is van grote cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde. Zowel van de 19e-eeuwse waterpartijen als van de lanen- en padenstructuur zijn nog herkenbare relicten aanwezig, terwijl de inrichting met hoog opgaand groen in zijn ruime soortenrijkdom voortborduurt op de oude beplanting van de voormalige buitenplaats. Enige kleine, rechte waterlopen langs de grenzen van het gebied zijn relicten van vroegere perceelscheidingen.
Buiten het park staan diverse weelderige laanbomen (onder meer kastanjes) zoals aan de Groenedijk en aan de Vrieseweg. Voorts bevinden zich waardevolle plantsoenen bij gebouw Kunstmin, aan het Oranjepark en aan het Sumatraplein, ten dele voorzien van monumentale aankleding Van de voormalige buitenplaats Noordhove rest nog een deel van de waterpartij als vijver. Een waardevolle aanvulling op het openbare groen vormt de groenvoorziening in de particuliere tuinen.
Omgeving Park Merwestein
De omgeving van Park Merwestein wordt gekenmerkt door veel groen, (resten van) waterlopen, een ruime verkaveling en villa-achtige bebouwing.
Binnen de driehoek Oranjelaan, Groenedijk, Stooplaan heeft met name de landschapsstijl zijn sporen nagelaten, zowel in bebouwing als in de aanleg. Aan de Noordhoveweg is dit zeer goed zichtbaar.
Het Oranjepark vormt een soort uitloper van Park Merwestein. Deze ruimte werd vroeger gebruikt voor evenementen.
De bebouwing aan de Vrieseweg, tussen Park Merwestein en Singel, is ruim verkaveld met grote tuinen. Na de Singel krijgt de Vrieseweg een meer stedelijk karakter met aaneengesloten bebouwing in de rooilijn en een smallere verkaveling.
Ook aan de Van Hoogstratensingel is een groot verschil te zien ten opzichte van de rest van de Singel. De parkinvloeden zijn door het vele groen en de vaak vrijstaande bebouwing goed merkbaar.
2.3 Bestaande functionele structuur
De 19e-eeuwse Schil is het eerste stadsuitleggebied buiten de stadswal en heeft als zodanig in de ontwikkelingsreeks als eerste "jaarring" in de groei van Dordrecht een specifieke, cultuurhistorische betekenis. Door de ligging direct aan de binnenstad is de Schil van oudsher het stadsdeel dat als overloopgebied wordt gebruikt voor functies en voorzieningen waar qua maat of schaal in de binnenstad geen ruimte voor was. Het stadsdeel is gesitueerd direct aan de binnenstad van Dordrecht, het centrum van de regio Drechtsteden. Deze gunstige ligging genereert een unieke ontwikkelpotentie voor regionale en stedelijke functies. De Schil kent verschillende publieksbestemmingen, zoals Schouwburg Kunstmin. In het westelijk deel van de Schil zijn diverse parkeergarages aanwezig, die veel publiek aantrekken. De parkeergarages dienen vooral als parkeerondersteuning voor de binnenstad.
De Schil is onderdeel van het centrum. Het multifunctionele karakter met wonen, werken, sociaal culturele voorzieningen en winkelen, de onmiddellijke nabijheid van de binnenstad, de bereikbaarheid met het openbaar vervoer en de aanwezigheid van enkele openbare parkeergarages in het westelijk deel maken de Schil tot een uniek gemengd en aantrekkelijk stedelijk woon- en werkmilieu in de regio.
Naast het gemengde karakter kent het gebied ook enkele pure woongebieden.
Een zwakke eigenschap van met name Schil-West is, dat het stadsdeel, door de aanwezigheid van grote kantoorgebouwen langs de randen, vooral na kantoortijden een minder prettig verblijfskwaliteit kent. Dit heeft te maken met het gebrek aan sociale controle in de avonduren ter plaatse van de grootschalige kantoorpanden. Het feit dat langs de Spuiboulevard grote kavels zijn gelegen waarop een groot bouwvolume is toegestaan, schept kansen voor de ontwikkeling van grote (regionale en/of stedelijke) programma’s waar in de binnenstad geen ruimte voor gevonden kan worden.
De meeste gebouwen zijn monofunctioneel: uitsluitend geschikt voor woningen of uitsluitend geschikt voor kantoren.
|