3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Nota Ruimte is vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie vast.
Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.
Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen. Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht,
geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).
Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de gemeente.
Dit bestemmingsplan is een integrale herziening van de geldende bestemmingsplannen voor dit deel van Dordrecht. In hoofdzaak wordt de bestaande situatie bestemd. Enkele ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt.
Voor wat betreft nationaal belang 8 (verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem en water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's) wordt verwezen naar de milieuonderzoeken zoals die in hoofdstuk 4 aan de orde komen. Voor wat betreft nationaal belang 9 (ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling) wordt verwezen naar hoofdstuk 4.11 waarin de watertoets is opgenomen.
In hoofdstuk 4.1 wordt aandacht besteed aan archeologie en de cultuurhistorische waarden in het gebied; dit raakt aan nationaal belang 10 (ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuur-historische waarden en natuurlijke kwaliteiten).
3.1.2 Amvb Ruimte
De directe doorwerking van de Nota Ruimte is vervallen met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening. De nationale ruimtelijke belangen worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Amvb Ruimte).
Doel is om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Bestemmingsplannen moeten voldoen aan deze algemene regels. Zie hoofdstuk 4 voor de verantwoording van de onder 3.1.1 genoemde omgevingsaspecten.
3.1.3 Structuurvisie Randstad 2040
Het rijk wil dat de Randstad zicht ontwikkelt tot een concurrerende Europese topregio. De regio moet aantrekkelijk zijn om in te wonen, te werken, te recreëren en te investeren. Om dat te bereiken, heeft de overheid een visie ontwikkeld op hoe de Randstad er in 2040 uit moet zien.
Met de Structuurvisie Randstad 2040 geeft de overheid aan hoe de Randstad in 30 jaar
kan uitgroeien tot een internationaal krachtige, duurzame en aantrekkelijke regio.
Daarbij staan de steden centraal. Nieuwe woonhuizen en kantoren moeten vooral in de
steden worden gebouwd, zodat de stad sterker en aantrekkelijker wordt. Bij steden
komen natuurgebieden van topkwaliteit.
Het Rijk wil het Groene Hart verbinden met het IJsselmeer, de Zeeuwse wateren, de kust
en de Utrechtse Heuvelrug.
Er zijn vier belangrijke doelstellingen voor de Randstad in 2040:
- de Randstad bestand maken tegen klimaatverandering;
- combinaties van water, natuur, landschap, cultuurhistorie, wonen en werken moeten
bijdragen aan meer verscheidenheid in recreëren en de woon- en werkomgeving;
- de internationaal sterke economische functies in de Randstad moeten worden versterkt
en moeten goed internationaal verbonden zijn;
- de stedelijke regio’s in de Randstad moeten ruimte en kwaliteit bieden voor wonen,
werken en voorzieningen met een goede bereikbaarheid.
Onderhavig bestemmingsplan voldoet aan het beleid en de algemene regels van het rijk.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Structuurvisie Visie op Zuid-Holland
Met de Wet ruimtelijke ordening heeft het Rijk verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten. In dit speelveld neemt de provincie de verantwoordelijkheid voor aansturing op ruimtelijke kwaliteit en samenhang van projecten en programma's met provinciale betekenis (regisseursrol). De provincie zal niet voor alle provinciale belangen een leidende rol nemen in de uitvoering.
De provincie wil een actieve rol spelen in de uitvoering van beleid. De provincie eigent zich alleen een regisseursrol toe als zij van mening is dat deze rol niet gedelegeerd kan worden naar andere overheden, of als zij een eigen verantwoordelijkheid heeft, die voortvloeit uit provinciale belangen. De schaal van de provincie maakt haar bij uitstek geschikt om veel partijen op gemeentelijk en (boven)regionaal niveau te verbinden.
Provinciale Staten van Zuid-Holland stelden op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vast. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040. De nieuwe integrale Structuurvisie voor de ruimtelijke ordening komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.
In ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:
• aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
• duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
• divers en samenhangend stedelijk netwerk
• vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
• stad en land verbonden.
Ook de instrumenten van de provincie komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma’s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren.
Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.’
In de Uitvoeringsagenda staat hoe de provincie en de verschillende partners de ambitie van de Structuurvisie gaan uitvoeren. De nadruk ligt op samenhang van maatregelen en programma‘s en de samenwerking met de regio‘s. Wat belangrijk is voor Zuid-Holland staat voorop.
De Uitvoeringsagenda maakt duidelijk wat er moet gebeuren en wat de onderlinge rolverdeling van de provincie en de verschillende samenwerkende partijen is.
Elke partij werkt vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid om de ambitie van de Structuurvisie te realiseren.
In de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte staat hoe de provincie de ruimte tot 2020 in wil gaan vullen. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling weer en vermeldt de provinciale belangen. De verordening geeft aan met welke zaken gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden.
Op de functiekaart van de PSV (vastgesteld 2 juli 2010), is het bedrijfsterrein aangegeven als “bedrijventerrein Mainport”. Dit wordt omschreven als een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie water- en havengebonden bedrijvigheid, veelal in de hogere milieucategorieën, met productie, opslag, transport en distributie, nutsvoorzieningen en de hieraan verbonden kantoorfuncties. Binnen deze aanduiding moet alle aan de mainport gerelateerde bedrijvigheid een locatie kunnen vinden. Het gehele gebied van de mainport geldt als gebied voor bedrijven uit de hogere milieuhindercategorie (HMC). Een interne milieuzonering binnen dit gebied moet ruimte bieden aan activiteiten die gerelateerd zijn aan de regie- en creativiteitsfunctie
van de mainport, waaronder hoogwaardige kantoren, onderzoeksinstituten en campusvorming.
De Oostpoort heeft een aparte transformatieaanduiding. Een leisure ontwikkeling is in de ogen van de provincie niet onmogelijk. Voorwaarde is dat het verlies aan HMC terrein wordt gecompenseerd en de leisure ontwikkeling geen beperkingen mag opleggen aan de omliggende bedrijventerreinen. Er is geen alternatief voor dit HMC terrein. Het terrein waar Evides en de Merwehal zijn gesitueerd heeft de aanduiding van bedrijventerrein.
De woonwijken zijn aangegeven als Stads- en dorpsgebied. Hierbinnen zijn ook maatschappelijke en detailhandelfuncties mogelijk.
De voormalige stortplaats Crayensteyn-West is aangegeven als stedelijk groen, de golfbaan als recreatiegebied.
Op 30 januari 2013 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie geactualiseerd.
Voor onderhavig plangebied is het beleid niet gewijzigd.
3.2.2 Verordening Ruimte
In samenhang met de Structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het onderhavige plan:
Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.
Het plangebied valt binnen de aangegeven bebouwingscontouren en is hiermee in overeenstemming met de Verordening Ruimte.
Voor bedrijfsterreinen is bepaald dat het bestemmingsplan geen nieuwe bestemmingen mag aanwijzen die nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk maakt. Ook moet een zo hoog mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk gemaakt worden.
Ook de Verordening Ruimte is in 2013 geactualiseerd (besluit Provinciale Staten d.d. 30 januari 2013). De verordening dient bij het vaststellen van het bestemmingsplan in acht te worden genomen.
3.2.3 Risicomethodiek buitendijkse waterveiligheid
De risicomethodiek buitendijkse waterveiligheid is in 2013 opgenomen in de Provinciale Structuurvisie. De Provinciale Verordening is voor wat betreft dit onderwerp ook gewijzigd. In de actualisering wordt hierover het volgende opgemerkt:
"Aanleiding:
Gedeputeerde Staten hebben in april 2010 besloten dat de provincie:
o een risicomethodiek ter beschikking stelt waarmee gemeenten de risico’s op slachtoffers en maatschappelijke ontwrichting bij een overstroming in buitendijks gebied kunnen inschatten;
o met betrokken partners een afsprakenkader opstelt en ondertekent waarmee onder andere afspraken worden gemaakt over het gebruik van de risicomethodiek;
o het beleid verankert in de structuurvisie, waarmee een basis ontstaat voor zienswijzen op bestemmingsplannen.
Inhoud
In buitendijkse gebieden van de grote rivieren die binnen de bebouwingscontouren liggen, neemt de druk op de ruimte toe. De provincie ziet het als haar rol om te zorgen dat gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden ook gezien klimaatverandering, een goede afweging maken van de hoogwaterrisico’s. Gemeenten worden gevraagd bij nieuwe ontwikkelingen en herstructureringen in buitendijkse gebieden een inschatting te maken van het slachtofferrisico en te motiveren hoe zij daarmee zijn omgegaan. Dit wordt opgenomen in een nieuw artikel in de verordening. De provincie heeft een RisicoApplicatie Buitendijks (RAB) ontwikkeld, die gemeenten hierbij kan helpen. Het staat de gemeenten vrij ook de risico's op economische schade, milieuschade en het aantal getroffenen door functieuitval in beeld brengen."
In de Provinciale Verordening is artikel 12 opgenomen, luidend als volgt:
"Een bestemmingsplan voor buitendijks gelegen gronden, zoals aangegeven op kaart 16, dat nieuwe bebouwing mogelijk maakt, bevat in de toelichting een inschatting van het slachtofferrisico van een eventuele overstroming en hoe daarmee is omgegaan."
Zie hoofdstuk 4.11.
Dit bestemmingsplan voldoet aan het beleid en de algemene regels van de provincie.
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Structuurvisie Dordrecht 2020
De Staart maakt onderdeel uit van verschillende leefmilieus; het industriegebied, levendig stedelijk (Oostpoort), rustig stedelijk (west) en suburbaan (oost). In het politiek akkoord uit april 2010 is besloten dat Oostpoort geen levendig stedelijke ontwikkeling krijgt, maar een bedrijfsmatige maritieme invulling. In het rustig stedelijk gebied is de maximum geluidsbelasting 53 dB, in het suburbane gebied 48 dB. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt in beide gebieden op 0,75 als wenselijk geacht.
3.3.2 Woonvisie
De regionale woonvisie “Spetterend in de Drechtsteden” hanteert dezelfde leefmilieus (rustig stedelijk en suburbaan) voor de woonwijken.
Bij beide woonmilieus is de aanpak “versterken” gedefinieerd. In beide gebieden is er, gezien ontwikkelingen elders in de stad, geen marktruimte om woningen toe te voegen.
3.3.3 Detailhandel
De regionale Nota Detailhandel uit 2002 beschrijft dat de detailhandelconcentraties (Plein 1940-1945, Rivierenplein en Merwedestraat) op de Staart geen grote rol spelen op stedelijk niveau. Er is geen sprake van nieuwe vestiging van detailhandel en een verandering in de structuur is voorlopig niet aan de orde.
3.3.4 Bedrijfsterreinen
In de regionale Natte Bedrijventerreinen Strategie en bijbehorende uitvoeringsstrategie uit juni 2009 maken de bedrijfsterreinen onderdeel uit van het Merwede cluster. Hierin zijn de terreinen geanalyseerd en wordt geconcludeerd dat het terrein niet volledig “nat” wordt gebruikt, maar dat er ook beperkingen kleven aan de natte gebruiksmogelijkheden, zoals kadelengte en de ruimte in de havens. Ingezet wordt op de herontwikkeling van Oostpoort en ontwikkelingen rondom de Eerste en Tweede Merwedehaven.
Het bestemmingsplan voldoet aan gemeentelijk beleid. Zie ook hoofdstuk 4.5.
|