HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
Tussen Hendrik-Ido-Ambacht en Papendrecht ligt in de zoetwatergetijderivier de Noord
de Sophiapolder. Ten westen van de polder heet deze rivier de Rietbaan. Na het
afvallen van de Sophiapolder als kandidaat voor de Floriade van 2012 heeft de
Provincie Zuid-Holland besloten dat samen met betrokken partners de uitvoering van
natuureiland Sophiapolder voortvarend ter hand moest worden genomen. Hiervoor zijn
de volgende argumenten aangedragen:
de Sophiapolder is door het Ministerie van Verkeer & Waterstaat aangewezen als natuurcompensatiegebied voor de aanleg van de Betuweroute;
in het kader van Project Deltanatuur is herinrichting van de Sophiapolder als prioritair project aangemerkt vanwege de ligging dicht bij stedelijk gebied en vanwege de relatief grote getijdeslag op de Noord;
ontwikkeling van zoetwatergetijdenatuur past binnen het natuurbeleid van Provincie Zuid-Holland.
Het inrichtingsplan is tot stand gekomen onder begeleiding van Rijkswaterstaat, directie
Zuid-Holland, Deltanatuur, Provincie Zuid-Holland, Stichting het Zuid-Hollands
Landschap) Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht en Regionale Ontwikkelingsmaatschappij
Drechtsteden.
Op basis van dit inrichtingsplan is in 2010 en 2011 de daadwerkelijke uitvoering ter hand genomen. In paragraaf 2.2 wordt de inrichting beschreven.
2.2 Inrichting
De belangrijkste randvoorwaarden waren dat er als gevolg van de inrichting geen gevaarlijke situaties mochten ontstaan op de rivier en dat ingezet wordt op een zo groot mogelijk oppervlak van intergetijdenatuur (aanwezig in de zone tussen de eb- en vloedstand).
Vervolgens is voor de bepalende aspecten die voortkomen uit de visie nagegaan hoe
hier binnen het plan rekening moet/ kan worden gehouden of waar een oplossing voor
moet worden gevonden.
Het bleek dat eenzelfde getijdeslag in het gebied is te realiseren als op de rivier (ca.
0,80 m) en dat het huidig maaiveld gunstig ligt ten opzichte van de belangrijkste
waterstanden: gemiddeld laagwater (eb, 0,10 m +NAP) en gemiddeld hoogwater (vloed,
0,90 m +NAP). Daarmee zal een groot deel van het gebied (75 à 90 %) zich als
intergetijdenatuur kunnen ontwikkelen.
Via een modelstudie is gekozen voor een ontwerp waarbij aan de zijde van de Rietbaan
twee instroomopeningen worden gecreëerd. Hiervoor is de kade doorgegraven.
Achter de openingen is een geulenstelsel gegraven. Deze stelsels zullen zich voor
ook groot deel zelf gaan ontwikkelen als gevolg van erosie- en sedimentatieprocessen
in het gebied, en geven het daardoor een dynamisch karakter.
In het inrichtingsplan geldt voor het noordelijk deel van het gebied een
natuurbestemming. Ontwikkeling van de natuur staat hier voorop en het gebied is hier
alleen vanaf de randen te beleven. In het zuidelijk deel is daarnaast ruimte voor
recreatief medegebruik. Over de kade wordt hier een goed toegankelijk pad gemaakt en
in het gebied wordt een meer avontuurlijk pad aangelegd middels een knuppelpad en
een paaltjespad. Het zuidelijk deel wordt voorzien een aantal recreatieve elementen
zoals een tweetal zichtlocaties en een vogelobservatiehut. Aan wal komt men via een
veerpontje. Een deel van de te ontgraven grond wordt verwerkt in een berm langs de bestaande zomerkade zodat de inrichting kan worden uitgevoerd met een gesloten grondbalans. De hoogwatervrije berm kan eveneens gebruikt worden om over te wandelen.
2.3 Beheer
De nieuw ingerichte Sophiapolder bestaat voornamelijk uit slikken die bij laagwater droogvallen. De vegetatie zal hier schaars zijn en vooral bestaan uit biezen. Diverse vogelsoorten zullenbij eb komen foerageren op de slikken. Op de hoger gelegen schorren zal de vegetatie zich dichter ontwikkelen en bestaan uit Riet en ruigtekruiden. Ook zullen plaatselijk wilgen opslaan die zich op de delen van het gebied die vrijwel permanent boven gemiddeld hoogwater liggen tot struwelen zullen vormen. Beheer is alleen nodig op de kade met berm langs de Noord.
Het water grenzend aan het plangebied is van groot belang voor de scheepvaart.
De Noord wordt gebruikt voor de doorgaande scheepvaart; de Rietbaan heeft geen primaire functie voor doorgaand scheepvaartverkeer (beroepsvaart), maar kan wel door de beroepsvaart worden gebruikt; de Rietbaan wordt ook gebruikt door de recreatievaart en vormt een onderdeel van de doorgaande Staande Mastroute.
Het aanleggen van schepen (beroepsvaart) wordt alleen toegestaan langs een gedeelte van de Sophiapolder.
De Strooppot is een zijtak van de Rietbaan, die vooral een functie heeft voor waterrecreatie.
Ter plaatse van de Noord geldt op grond van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) een algemeen ligplaatsenverbod; via het 10e wijzigingsbesluit van het BPR geldt dit met ingang van 1 maart 2010 ook voor de Rietbaan en de Strooppot. Rijkswaterstaat kan ontheffing van dit verbod verlenen, uitsluitend als dit een veilige en vlotte scheepvaartverkeersafwikkeling niet in de weg staat.
Rijkswaterstaat heeft recent de waterbodem van de Rietbaan gesaneerd.
2.4 Juridische aspecten
2.4.1 Planmethodiek
Het bestemmingsplan is primair bedoeld om de huidige situatie vast te leggen en kent daarom gedetailleerde bestemmingen.
Niet alleen het om de Sophiapolder liggende water van de Noord en de Rietbaan en de Natuurbestemming in de polder zelf, maar ook de gasleiding en de ecologische hoofdstructuur zijn op die wijze bestemd.
Aan het slot van de volgende subparagraaf worden de bestemmingen nader toegelicht.
2.4.2 Regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
• Inleidende regels (hoofdstuk 1)
• Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)
• Algemene regels (hoofdstuk 3)
• Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)
Hierna volgt een korte toelichting op de in het plan opgenomen regels.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 “Inleidende regels” bestaat uit twee artikelen. In het artikel “Begrippen” wordt een aantal in de regels voorkomende begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van deze begrippen beperkt waarmee de duidelijkheid van het plan en daarmee de rechtszekerheid wordt vergroot. In het artikel “Wijze van meten” wordt aangegeven hoe de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 “Bestemmingsregels” bevat de regels waarin de materiële inhoud van de (dubbel) bestemmingen die in het plangebied voorkomen is opgenomen. Daarbij zijn tevens, waar nodig, flexibiliteitsbepalingen opgenomen die meer bouwmogelijkheden dan wel een ruimer gebruik van de functie toestaan na een nadere afweging die door burgemeester en wethouders moet worden gemaakt.
Conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008) zijn de verschillende artikelen binnen dit hoofdstuk alfabetisch gerangschikt. Daarnaast geldt de vaste volgorde: eindbestemmingen (enkelbestemmingen), voorlopige bestemmingen (komen niet voor in dit plan), uit te werken bestemmingen (komen niet voor in dit plan) en dubbelbestemmingen.
Tot slot geldt ook voor de indeling van de afzonderlijke artikelen een vaste volgorde. Die ziet er voor eindbestemmingen als volgt uit: bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden, omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, en wijzigingsbevoegdheid. Hierna volgt een korte toelichting op de voorkomende leden binnen een artikel.
Bestemmingsomschrijving
In dit onderdeel worden de functies aangegeven waartoe de gronden zijn bestemd. Naast de hoofdbestemmingen (het hoofdgebruik) worden in dit lid ook de functieaanduidingen genoemd waarmee een afwijkend gebruik van de hoofdbestemming wordt geregeld.
Bouwregels
In de bouwregels zijn de regels beschreven die gelden voor het bouwen van bij recht toegelaten bouwwerken.
Nadere eisen
Een nadere eisen-regeling biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid nadere eisen te kunnen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken ten behoeve van onder andere het stedenbouwkundige beeld en het woon- en leefklimaat. Het gaat om een geringe sturingsmogelijkheid die objectief begrensd is door de koppeling met een limitatieve lijst met toetsingscriteria.
Afwijken van de bouwregels
In dit lid zijn regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken die slechts na een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning mogen worden gebouwd. Daarbij zijn tevens de randvoorwaarden vastgelegd die gelden als toetsingskader.
Specifieke gebruiksregels
In de specifieke gebruiksregels is bepaald welk gebruik wel en niet strijdig is met de bestemmingsomschrijving.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
In die gevallen dat het uitvoeren van werken en werkzaamheden in of op de bodem, niet zijnde het bouwen van bouwwerken, kunnen leiden tot een verstoring van de in of op de bodem aanwezige waarden, is een omgevingsvergunning benodigd. Deze regels beogen een planologische bescherming te geven aan de in het plangebied voorkomende waarden. Het bestaat uit de volgende subleden:
verbod: hierin is bepaald welke werken en werkzaamheden niet mogen worden uitgevoerd zonder een omgevingsvergunning;
uitzonderingen: hierin is bepaald in welke gevallen geen omgevingsvergunning nodig is;
toelaatbaarheid: hierin is bepaald wanneer de uit te voeren werken en werkzaamheden toelaatbaar worden geacht.
advies: hierin is bepaald bij wie of welke instantie advies moet worden ingewonnen omtrent de effecten van een voorgenomen activiteit alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning kunnen verlenen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
In het artikel “Anti-dubbeltelregel” is bepaald dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft
plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om bouwvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
In het artikel “Algemene bouwregels” kunnen aanvullende bouwregels worden opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.
In het artikel "Algemene gebruiksregels" kan worden aangegeven wat in ieder geval onder verboden gebruik wordt verstaan.
Het artikel “Algemene afwijkingsregels” is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen die in alle gevallen gelden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4, tot slot, zijn de laatste twee artikelen van het bestemmingsplan opgenomen. In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
Tot slot is in de slotregel de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan
het bestemmingsplan worden aangehaald.
Toegepaste bestemmingen
Natuur
Deze bestemming geldt voor de Sophiapolder.
In de Sophiapolder bepaalt de natuur de inrichting. Voor de Sophiapolder wordt in de planregels gesproken over “beperkt recreatief medegebruik”.
Bij de toegelaten inrichting worden uitdrukkelijk kreken genoemd, om daarmee duidelijk te maken dat het graven van kreken past in deze bestemming, waardoor een ontgrondingvergunning van de provincie niet nodig is. Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals een vogelkijkhut, een uitkijktoren, vlonders, informatieborden e.d.
Via een afwijking is bebouwing ten behoeve van het onderhoud toegestaan.
In een gedeelte van deze bestemming direct nabij de Noord zijn gronden aangegeven met de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied'. Deze gronden zijn mogelijk in de toekomst nodig voor de aanleg van een hoofdwaterleiding van/naar Nieuw-Lekkerland; indien dit daadwerkelijk aan de orde komt kan het bestemming natuur worden gewijzigd om de analeg van de leiding mogelijk te maken. De beheerder van het natuurgebied dient daarbij om advies te worden gevraagd.
Water
Deze bestemming ligt op de gronden om de Sophiapolder heen: de Noord en de Rietbaan. De inhoud spreekt over het algemeen voor zich.
Vermeldenswaard is dat in de Rietbaan een gedeelte is voorzien van de aanduiding 'ligplaats beroepsvaart' en dat in de regels is bepaald dat alleen daar de beroepsvaart mag afmeren. Deze locatie is bepaald door Rijkswaterstaat.
Leiding - Gas
Door het plangebied loopt een ondergrondse gasleiding van de Gasunie met een diameter van 42” en een bedrijfsdruk van 67 bar. In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van een leidingenstrook van 10 m en is aan weerszijde van de leiding over een maatvoering van minimaal 45 m geen bebouwing toegestaan.
Waarde - Ecologie
Deze bestemming is gelegd op de gronden van de provinciale ecologische verbindingszone nr. 70.
Waterstaat - Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie
Omdat er sprake is van buitendijks gebied en de Sophiapolder naast natuur mede is bedoeld voor de afvoer en berging van water, ijs en sediment, is over het gebied deze dubbelbestemming gelegd. Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat er ook een ander belang is dan alleen het inrichten als natuurgebied.
Overig
De ondergrondse spoorlijn (Betuwelijn) is in de verbeelding met een aanduiding aangegeven. In de bestemmingen 'Natuur' en 'Water' zijn daarvoor regels opgenomen.
In de algemene regels is aandacht besteed aan het gezoneerde industrieterrein 'Aan de Noord'. De geluidzone is, overeenkomstig de wettelijke verplichting, in de verbeelding aangegeven. Voor de Sophiapolder heeft dit geen consequenties.
2.4.3 Geometrische plaatsbepaling
Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een topografische
ondergrond gebruikt. Met behulp van lijnen, coderingen en arceringen is aan gronden (en in dit geval ook wateren) een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven.