direct naar inhoud van Artikel 14 Waarde - Archeologie
Plan: Werkgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0482.bpwerkgebied055-VG01

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Primaire bestemming

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.

14.1.2 Secundaire bestemming

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn secundair bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.

14.1.3 Volgorde dubbelbestemmingen

Voor zover dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

  • a. primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’;
  • b. secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water;
  • c. tertiair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’;
  • d. quartair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.

14.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen op de in lid 14.1 bedoelde gronden bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen worden gebouwd mits:
    • 1. reeds uit archeologisch onderzoek is gebleken dar er geen archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn;
    • 2. het bouwwerken betreffen die vergunningvrij op basis van het Besluit algemene bepalingen omgevingsrecht (Bor) met bijlage II kunnen worden uitgevoerd;
    • 3. het bouwwerken betreffen die niet dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld;
    • 4. het bouwwerken betreffen met een omvang minder dan 100 m2 en niet gelegen binnen historische stads- en dorpskernen zoals bedoeld in de CHS Zuid-Holland ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

14.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor bouw van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen en die niet vallen onder de bouwwerken zoals genoemd in lid 14.2 onder b, op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd; bij de afweging van de afwijking geeft het bevoegd gezag toepassing aan de criteria:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen) dient in het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. het bevoegd gezag wint alvorens de omgevingsvergunning te verlenen advies in bij een archeologisch deskundige;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a kan de omgevingsvergunning worden verleend in dien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • h. verhogen of verlagen van de grondwaterstand.

14.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het bepaalde in lid 14.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. reeds uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn;
  • b. het normale onderhoudswerkzaamheden betreffen gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het plan;
  • c. het andere werken en werkzaamheden betreffen die uit oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn, waaronder:
    • 1. werken en werkzaamheden die niet dieper worden uitgevoerd dan 30 cm onder het maaiveld;
    • 2. werken en werkzaamheden met een omvang minder dan 100 m2 en deze niet plaatsvinden binnen historische stads- en dorpskernen zoals bedoeld in de CHS Zuid-Holland ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

14.4.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid  14.4.1 wordt slecht verleend indien gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden, geen onevenredige afbreuk doen aan de archeologische waarde van het gebied.

14.4.4 Voorschriften vergunning

Voor zover de in lid 14.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe

of indirecte gevolgen daarvan, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien daaraan de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, indien aan de orde;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificatie.

14.4.5 Rapportage

In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

14.4.6 Advies

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige.