direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Werkgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0482.bpwerkgebied055-VG01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.3': bedrijven uit ten hoogste categorie 5.3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • i. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 tot en met - 11': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI - code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':
    aanduiding   SBI - code   uit ten hoogste milieucategorie  
    specifieke vorm van bedrijf - 1   28.51   3.2  
    specifieke vorm van bedrijf - 2   45.1   3.2  
    specifieke vorm van bedrijf - 3   50.1   3.2  
    specifieke vorm van bedrijf - 4   63.12   3.1  
    specifieke vorm van bedrijf - 5   34.201   4.1  
    specifieke vorm van bedrijf - 6   28.1   3.2  
    specifieke vorm van bedrijf - 7   25.21   4.1  
    specifieke vorm van bedrijf - 8   51.55 / 37.20   3.2 / 4.2  
    specifieke vorm van bedrijf - 9   31.10   4.1  
    specifieke vorm van bedrijf - 10   28.21   4.2  
    specifieke vorm van bedrijf - 11   27.101   6  
  • j. productiegebonden detailhandel;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens zelfstandige kantoren;
  • l. kleinschalige zelfstandige kantoren met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m2;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen met een maximale inhoud van 750 m3;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer': tevens voor perifere detailhandel;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': tevens een rioolwaterzuiveringsbedrijf;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting': tevens een risicovolle inrichting;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': tevens een sportcentrum;
  • r. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, verhardingen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de minimale en maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m); aangegeven bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bedrijfsperceel;
  • e. de afstand van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens dient ten minste 3,5 m te bedragen;
  • f. bijgebouwen, behorende bij bedrijfswoningen, dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' zijn tevens 10 gebouwen toegestaan ten behoeve van de stalling van winkelwagentjes met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een oppervlakte van ten hoogste 10 m2 per gebouw.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m, tenzij anders aangeduid;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, verkeersvoorzieningen en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 12 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van kranen en installaties bedraagt ten hoogste 40 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, tenzij anders aangeduid;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 4 m en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2:

  • a. tot een maximum bebouwingspercentage van 90% van het bedrijfsperceel;
  • b. tot een maximale bouwhoogte van gebouwen van 12 m;
  • c. tot een maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde van 12 m, met uitzondering van lichtmasten, verkeersvoorzieningen en erfscheidingen.

Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan, indien het bouwplan in overeenstemming is met het Besluit externe veiligheid inrichtingen en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan, tenzij specifiek aangeduid;
  • b. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.500 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • e. opslag van goederen en materialen anders dan ten behoeve van de bedrijfsvoering en opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn zijn niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • c. om de vestiging van perifere detailhandel toe te laten voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de bedrijven, zoals in lid 3.1 genoemd.

3.5.2 Afwijken van de kantoorvloeroppervlakte deelgebied Vinkenwaard

Het bevoegd gezag kan voor het deelgebied Vinkenwaard (plangebied voorzover ten noorden van de Rijksweg A15 gelegen) bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder d, teneinde een kantoorvloeroppervlakte van ten hoogste 3.000 m² toe te staan, mits het kantooraandeel niet meer bedraagt dan 50% van de brutovloeroppervlakte. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan, indien de milieuhygiënische situatie en de externe veiligheidssituatie ter plaatse vestiging niet in de weg staat.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor planmer-plichtige activiteiten

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zodanig te wijzigen dat activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.4 onder b, zijn toegestaan, mits vooraf een milieueffectrapportage wordt opgesteld conform de eisen zoals gesteld in de Wet milieubeheer.

3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid voor risicovolle inrichtingen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd voor de deelgebieden Hoogendijk en Nieuwland (plangebied voorzover ten zuiden van de Rijksweg A15 gelegen), met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zodanig te wijzigen dat risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het perceel van de risicovolle inrichting en/of;
    • 2. op gronden met de bestemming 'Verkeer', 'Groen' of 'Water';
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid voor bedrijfsactiviteiten
  • a. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen indien vernieuwde inzichten en/of technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
  • b. De bedrijfsactiviteiten die door middel van deze wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt worden, dienen wat betreft invloed op de omgeving te behoren tot een categorie van bedrijfsactiviteiten die in dit bestemmingsplan reeds is toegestaan.

3.6.4 Wijzigingsbevoegdheid bestaande Bevi-inrichtingen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het verwijderen van de aanduiding 'risicovolle inrichting' en de bij de betreffende Bevi-inrichting behorende aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven', indien de betreffende Bevi-inrichting ter plaatse is opgeheven;
  • b. het verkleinen van de aanduiding 'veiligheidzone - bevi', indien:
    • 1. een verkleinde PR 10-6-contour is opgenomen in een onherroepelijke milieuvergunning voor de betreffende Bevi-inrichting; of
    • 2. door veranderingen in wet- en regelgeving de betreffende PR 10-6-contour kleiner is geworden.