Plan: | Rangeerterrein Kijfhoek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0642.bp09kijfhoek-3001 |
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het Bevi geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken2en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:
De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor
In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
In de toekomst zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Momenteel (begin 2011) is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het groepsrisico in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het groepsrisico. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Het bestemmingsplan omvat het rangeerterrein Kijfhoek. Deze inrichting valt onder het Bevi. Het bestemmingsplan bestemt de reeds bestaande situatie en maakt geen uitbreiding van de inrichting mogelijk. Het rangeerterrein beschikt over een milieuvergunning. Deze vergunning is op 16 juni 2009 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ambtshalve gewijzigd. De wijziging betrof het toepassen van een andere rekenmethodiek voor het berekenen van de risico's, het opleggen van de risicomonitoringssystemen en het aanpassen van de voorschriften met betrekking tot de risico's. In het kader van deze wijziging is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Zoals in paragraaf 2.4 al is aangegeven heeft Prorail, de exploitant van het rangeerterrein Kijfhoek, op 31 mei 2007 een revisievergunning aangevraagd. De afgifte van deze vergunning was op dat moment niet mogelijk. De PR 10-6-contour verschuift namelijk wanneer de revisievergunning wordt verleend. Binnen deze 'nieuwe' contour ligt het perceel Molenvliet 95, waar tot 25 januari 2011 de mogelijkheid bestond een kwetsbaar object in de zin van het Bevi op te richten. Zoals hierboven reeds is vermeld, mogen volgens het Bevi binnen de PR 10-6-contour geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Daarom is de bestemming van het perceel Molenvliet 95 aangepast, zodat de vestiging van een kwetsbaar object op dit perceel is uitgesloten. Voor de uitbreiding die via de revisievergunning mogelijk worden gemaakt, zijn geen fysieke maatregelen op het rangeerterrein Kijfhoek noodzakelijk. Daarom kan voorliggend bestemmingsplan consoliderend van aard blijven. Ook in het kader van de revisievergunning is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Omdat verwacht wordt dat deze revisievergunning op vrij korte termijn na de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan in werking zal treden, is in dit bestemmingsplan uitgegaan van de QRA die in het kader van de aanvraag van de revisievergunning is opgesteld.
Plaatsgebonden risico (PR)
Uit de berekening (QRA) die in het kader van de aanvraag van de revisievergunning is uitgevoerd, blijkt dat net buiten het plangebied twee beperkt kwetsbare object, namelijk een gebouw met verschillende bedrijven, gelegen aan de Molenvliet 99, 103, 107, en het bedrijfsgebouw aan de Molenvliet 95 zich binnen de PR 10-6-contour van het rangeerterrein Kijfhoek bevinden. Deze bedrijven zijn te beschouwen als beperkt kwetsbare objecten. Het plangebied in het voorliggende bestemmingsplan omvat het rangeerterrein Kijfhoek. De bovengenoemde beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour bevinden zich buiten het plangebied. Het bestemmingsplan bestemt alleen de huidige situatie en biedt geen ruimere mogelijkheden dan het vigerende bestemmingsplan. Het plan heeft dan ook geen gevolgen voor de ligging van de PR 10-6-contour. Het feit dat er (buiten het plangebied) bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen binnen de PR 10-6-contour vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Groepsrisico (GR)
Naast het PR is het invloedsgebied van het GR van het rangeerterrein Kijfhoek van belang. Dit invloedsgebied is zeer ruim. Aangezien voorliggend bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt in het invloedsgebied van het rangeerterrein, heeft de vaststelling geen invloed op de hoogte van het GR als gevolg van dit rangeerterrein. Uit de QRA die in het kader van de aanvraag van de revisievergunning is uitgevoerd, blijkt dat de oriëntatiewaarde van het GR niet wordt overschreden. De verantwoording van het GR vanwege het rangeerterrein is opgenomen in Bijlage 4.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen
In de omgeving van het plangebied liggen drie hogedrukaardgasleidingen. Eén van deze leidingen is buiten gebruik en is planologisch niet relevant. De leidingen W-507-01-KR en W-507-03-KR zijn in gebruik. Beide leidingen hebben een uitwendige diameter van 12 inch en een druk van 40 bar. Leiding W-507-01-KR ligt buiten het plangebied, maar kan mogelijk invloed hebben op het plangebied. Leiding W-507-03-KR loopt deels door het plangebied.
De PR 10-6-contour van beide leidingen bedraagt 0 m, de belemmeringenstrook bedraagt 4 m. Binnen de PR 10-6-contour en de belemmeringenstrook is geen bebouwing aanwezig. De inventarisatie-afstand voor het GR bedraagt 140 m aan weerszijde van de leiding. Aangezien beide leidingen in of net buiten het plangebied liggen, ligt het plangebied binnen deze inventarisatie-afstand. Omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt die van invloed zijn op de personendichtheid, leidt dit plan niet tot een toename van het GR. Uit informatie van de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid uit maart 2011 blijk dat het GR in de huidige situatie kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde3. Een uitgebreide verantwoording van het GR is daarom niet nodig. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
Daarnaast ligt een deel van een waterstoftransportleiding binnen het plangebied. Deze leiding heeft een uitwendige diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. Om de risico's als gevolg van deze leiding in beeld te brengen is in 2011 door AVIV een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Deze risicoanalyse is te vinden in Bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt dat de PR 10-6-risicocontour tussen de 13 en 25 m buiten de leiding ligt. In het plangebied liggen binnen deze risicocontour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Nieuwe kwetsbare objecten worden hier niet mogelijk gemaakt. Wel maakt het bestemmingsplan de realisatie van een brandweerkazerne mogelijk. Het gaat hier om een zeer kleine kazerne die gebruikt zal worden voor de bedrijfsbrandweer van Kijfhoek. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen is dit object te beschouwen als een beperkt kwetsbaar object. Indien de kazerne binnen de PR 10-6-contour wordt gerealiseerd, wordt er dus niet voldaan aan de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Omdat de brandweerkazerne onlosmakelijk verbonden is met het rangeerterrein Kijfhoek en de activiteiten op het emplacement, is de aanwezigheid van dit object onvermijdelijk en acceptabel. In de regels van het bestemmingsplan zijn extra regels opgenomen die het aspect externe veiligheid bij de realisatie van de kazerne extra borgen (zie Hoofdstuk 5).
Naast het plaatsgebonden risico is ook het groepsrisico van belang. Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 66 m. Een deel van het plangebied ligt dus binnen dit invloedsgebied. Het aantal personen dat ter plaatse van de beoogde brandweerkazerne zal verblijven, is zeer laag. Het gaat hier namelijk om een voorziening voor de bedrijfbrandweer van Kijfhoek waar alleen de bedrijfsbrandweer zal verblijven. Deze ontwikkeling zal geen invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico. Aangezien het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt die van invloed zijn op de hoogte van het GR en het GR in de huidige situatie een factor 770 onder de oriëntatiewaarde ligt, kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven. Een beperkte verantwoording van het GR is aan het eind van deze paragraaf opgenomen. Voor deze leiding geldt, naast bovengenoemde risicoafstanden ook een belemmeringenstrook van 4 m. Deze belemmeringenstrook is weergegeven op de verbeelding.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
Behalve het rangeerterrein Kijfhoek loopt door het plangebied ook de doorgaande spoorverbinding Rotterdam-Breda. Over deze spoorlijn worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit informatie van de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, 2011) blijkt dat het plangebied volledig binnen het invloedsgebied van het GR van deze vervoersas ligt. Zowel in de huidige situatie als in 2020 (na de door ProRail verwachte vervoerstoename) blijkt dat binnen het plangebied geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour van deze spoorlijn liggen. In de PR 10-6-risicocontour bevinden zich echter echter wel enkele bedrijfsgebouwen die tot het rangeerterrein Kijfhoek behoren. Deze gebouwen kunnen als beperkt kwetsbare objecten worden aangemerkt. Hiermee wordt niet voldaan aan de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Het betreft hier echter bestaande bedrijfsgebouwen welke onlosmakelijk zijn verbonden met het rangeerterrein Kijfhoek en de activiteiten op het emplacement en waarvan de aanwezigheid onvermijdelijk en acceptabel is. Ook de beoogde brandweerkazerne is een beperkt kwetsbaar object. Dit object kan op grond van voorliggend bestemmingsplan binnen de PR 10-6-risicocontour van het spoor mogelijk worden gemaakt. Omdat ook dit object onlosmakelijk is verbonden met het rangeerterrein Kijfhoek, is ook de aanwezigheid van dit object onvermijdelijk en acceptabel.
Behalve met de PR 10-6-contour moet bij deze spoorlijn ook rekening worden gehouden met een mogelijke plasbrand. Daarom geldt rondom dit spoor een zone van 30 m vanaf de rand van het spoor (het plasbrandaandachtsgebied) waarbinnen slechts gemotiveerd nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk maakt (en dergelijke kwetsbare objecten hier momenteel niet aanwezig zijn), vormt dit plasbrachtaandachtsgebied geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Het GR ligt zowel in de huidige situatie als in 2020 onder de oriëntatiewaarde. Omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt die van invloed zijn op de personendichtheid, leidt dit plan niet tot een toename van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de A16
Ongeveer 60 m ten oosten van het plangebied ligt de A16. Uit de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen blijkt dat over deze weg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de Cirucualire blijkt dat voor deze weg een veiligheidszone van 29 m vanaf het hart van de A16 geldt. In deze zone zijn geen kwetsbare objecten toegestaan. Het plangebied ligt buiten deze veiligheidszone. Naast deze veiligheidszone geldt voor deze weg een plasbrandaandachtsgebied van 30 m vanaf de rand van de weg. Het plangebied ligt ook buiten dit plasbrandaandachtsgebied. Uit informatie van de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, 2011) blijkt dat het invloedsgebied van het GR van deze weg 325 m bedraagt (gemeten vanuit het hart van de weg). Het GR bedraagt 0,019 maal de oriëntatiewaarde. Omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt die van invloed zijn op de personendichtheid, leidt dit plan niet tot een toename van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
Verantwoording groepsrisico
Het plangebied bestaat uit het rangeerterrein Kijfhoek (een Bevi-inrichting) en ligt binnen de invloedsgebieden van de spoorlijn Rotterdam-Breda, van twee hogedrukaardgastransportleiding, van een waterstoftransportleiding en van de A16. Hieronder zal eerst op het GR als gevolg van het rangeerterrein Kijfhoek in worden gegaan. Vervolgens wordt het GR ten gevolge van de spoorlijn, de hogedrukaardgasleidingen en de waterstoftransportleiding verantwoord.
Rangeerterrein Kijfhoek
Het GR van het rangeerterrein is bij de aanvraag van de revisievergunning berekend. Uit het advies van de veiligheidsregio blijkt dat het GR bij de vaststelling van dit plan moet worden verantwoord. In overleg tussen de Veiligheidsregio, OZHZ en GS is besloten om hiervoor de verantwoording die GS voor de revisievergunning heeft gemaakt te betrekken. Deze verantwoording acht de gemeente Zwijndrecht voldoende. De verantwoording is opgenomen in Bijlage 4.
Spoorlijn, leidingen en A16
Met betrekking tot het GR van deze bronnen kan worden gezegd dat de personendichtheid en daarom het GR ter plaatse van het plangebied laag zijn. Ter plaatse van het bestemmingsplan zijn geen verminderd zelfredzame personen, zoals kinderen, ouderen en gehandicapten aanwezig. Het rangeerterrein Kijfhoek beschikt over een rampenbestrijdingsplan dat regelmatig wordt geoefend. Hier komt nog bij dat het plangebied via de Munninksteeg goed te bereiken en te ontvluchten is. De zelfredzaamheid van de in het plangebied aanwezige personen en de bestrijdbaarheid van een ramp zijn daarom goed te noemen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de bereikbaarheid van het rangeerterrein goed is. In het geval van een incident op het (doorgaand)spoor is de bereikbaarheid slecht. Gelet op het lage GR vanwege het doorgaand spoor binnen het plangebied, wordt dit vooralsnog acceptabel geacht.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de eisen omtrent externe veiligheid. Dit aspect staat de vaststelling van het bestemmingsplan daarom niet in de weg.