direct naar inhoud van 4.4 Externe veiligheid
Plan: Werkgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0482.bpwerkgebied055-VG01

4.4 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Inrichtingen

Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar3. Binnen de PR 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour worden gerealiseerd. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR, op basis van de nota Omgaan met risico's4, in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR wordt een oriënterende waarde aangehouden. Dit is een waarde waar gemotiveerd van mag worden afgeweken, het is een ijkpunt in de totale verantwoordingsplicht.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties betreft dit een richtwaarde. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht5. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid

In 2010/2011 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) worden vastgesteld. In dat Besluit en het bijbehorende basisnet (voor wegen/spoorwegen/vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd (en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden). Daarnaast gelden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrandaandachtsgebieden). De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen.

Leidingen

Voor het aspect externe veiligheid rondom leidingen wordt verwezen naar paragraaf 4.5.

Onderzoek

De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is in haar onderzoek uitgebreid ingegaan op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Onderstaand volgt een samenvatting van dit onderzoek.

Bestaande risicorelevante inrichtingen

In het plangebied en zijn omgeving zijn verschillende risicorelevante inrichtingen aanwezig. In het onderzoek van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is hierop uitgebreid ingegaan. Binnen het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd welke thans een extern veiligheidsknelpunt vormen. Voor de meeste bedrijven in het plangebied en zijn omgeving geldt dat:

  • voldaan wordt aan de grenswaarde voor het PR. Er zijn geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour aanwezig of geprojecteerd, hooguit is bedrijfsbebouwing aanwezig/geprojecteerd die als beperkt kwetsbaar wordt aangemerkt. De aard en het functioneren van het gebied (bedrijventerrein, mede voor zware bedrijvigheid) zijn gewichtige redenen die de aanwezigheid van deze bedrijfsbebouwing binnen de PR 10-6-contouren rechtvaardigen.
  • het GR (ruimschoots) onder de oriënterende waarde voor het GR valt. Door het bestemmingsplan zal het GR niet noemenswaardig toenemen.

Voor het bedrijf Schenk Papendrecht B.V. geldt dat de PR 10-6-contour voor een klein deel in het plangebied ligt. Hierbinnen zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. Omdat deze risicobron buiten het plangebied gelegen is, zijn er geen bronmaatregelen mogelijk. Uit het meest recente onderzoek voor het bedrijf geldt dat in de huidge situatie het groepsrisico van het bedrijf net de oriëntatiewaarde overschrijdt (verwezen wordt naar Bijlage 6). Door de consoliderende aard van het bestemmingsplan en de beperkte bouwmogelijkheden in de directe omgeving van het bedrijf zal het GR niet toenemen.

Nieuwe risicorelevante inrichtingen

De gemeente wenst zorgvuldig met de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen in het plangebied om te gaan. Conform het advies van de Omgevingsdienst wordt de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen en andere inrichtingen met een PR 10-6-contour buiten de inrichtingsgrens) niet mogelijk gemaakt in het gebied ten noorden van de A15. Dit deelgebied vormt een overgangsgebied naar de woongebieden en het centrum van Alblasserdam en tevens zijn hier verschillende functies aanwezig waar veel mensen verblijven (kerk, bouwmarkt, horecagelegenheid). Via een wijzigingsbevoegdheid is onder voorwaarden de vestiging van risicovolle inrichtingen in het gebied ten zuiden van de A15 wel mogelijk.

De aanwezige Bevi-inrichtingen worden positief bestemd door middel van een aanduiding. Nieuwe Bevi-activiteiten worden, om te kunnen voldoen aan de wetgeving, niet rechtstreeks toegestaan. Wel zijn nieuwe Bevi-activiteiten onder voorwaarden via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk, waardoor sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Dit geldt ook voor de overige risicovolle inrichtingen wanneer hun PR-10-6-contour buiten de inrichtingsgrens ligt.

Transport gevaarlijke stoffen over het water (De Noord)

De externe veiligheidssituatie als gevolg van dit vervoer van gevaarlijke stoffen ziet er als volgt uit (verwezen wordt naar Bijlage 6):

  • de PR 10-6 contour van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Noord ligt op de rivier zelf en vormt daarmee geen aandachtspunt voor de planontwikkeling;
  • er is geen sprake van een significant en te verantwoorden groepsrisico binnen het plangebied als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Noord;
  • tot 25 m van de oeverlijn van de Noord worden bestemmingen voor kwetsbare objecten geweerd (plasbrandaandachtsgebied).

Transport gevaarlijke stoffen over de weg

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vindt plaats via de A15, de Grote Beer, de Edisonweg en de Van Wenaeweg. De externe veiligheidssituatie ziet er als volgt uit (verwezen wordt tevens naar het advies van de Omgevingsdienst):

Veiligheidszone/PR 10-6 contouren

  • Voor de A15 en de Grote Beer geldt een veiligheidszone (voorheen KOV-zone genoemd) aan weerszijden vanaf het midden van de weg die er voor de verschillende wegvakken als volgt uit ziet:
    • 1. wegdeel van tunnel tot afrit 22 van de A15: 0 m;
    • 2. wegdeel vanaf afrit 22 van de A15 tot afrit N3 Papendrecht: 68 m;
    • 3. omleidingsroute (Grote Beer): 93 m.
  • Voor de Edisonweg en de Van Wenaeweg bedragen de PR 10-6 contouren respectievelijk 30 en 20 m.

Binnen deze veiligheidszones en PR 10-6 contouren zijn geen kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd. Wel is een aantal beperkt kwetsbare objecten aan de van Hennaertweg en de Kleine Beer gesitueerd binnen de veiligheidszone. De aard en het functioneren van het gebied (bedrijventerrein, mede voor zware bedrijvigheid) zijn gewichtige redenen die deze situatie rechtvaardigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0482.bpwerkgebied055-VG01_0005.png"

Figuur 4.1 Veiligheidszone/PR 10-6 contour vervoer gevaarlijke stoffen wegverkeer

Groepsrisico en plasbrandaandachtsgebied

  • In het bestemmingsplan worden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het Plasbrandaandachtsgebied (PAG, 30 m aan weerszijden vanaf de rand van de weg van de A15 en de Grote Beer) geprojecteerd. De PAG geldt overigens niet voor de tunnel van de A15, omdat hier geen sprake kan zijn van een plasbrand.
  • Uit de groepsrisicoberekeningen blijkt dat het groepsrisico 0,75 maal de oriënterende waarde bedraagt. Dit is een significant groepsrisico. Het GR als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg neemt door het bestemmingsplan niet (significant) toe. Vanwege de consoliderende aard van het bestemmingsplan kan volstaan worden met een beperkte verantwoording.

Voor zowel de veiligheidszone als het Plasbrandaandachtsgebied is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' opgenomen op de plankaart. Voor zover deze elkaar overlappen is één gebiedsaanduiding opgenomen.

Transport gevaarlijke stoffen over het spoor

Het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor door de Sophiatunnel brengt geen externe veiligheidsrisico's voor het plangebied met zich mee.

Transport gevaarlijke stoffen door leidingen

Verwezen wordt naar paragraaf 4.5.

Verantwoording groepsrisico

De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid heeft advies uitgebracht inzake de externe veiligheidssituatie in het plangebied (zie Bijlage 5). De gemeente acht de externe veiligheidssituatie in dit bestemmingsplan verantwoord. Dit vanwege de (in het algemeen geringe) hoogte van het GR, de aard van het plangebied (bedrijvigheid met mensen die in het algemeen een hoge zelfredzaamheid hebben) en de aard van het bestemmingsplan (consoliderend van aard). Voor een uitgebreide verantwoording van het GR wordt verwezen naar Bijlage 6.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.